Kleuter en ik gaan een spelletje spelen.
‘Weet je hoe het gaat mama?’
Ze pakt de handleiding erbij en terwijl ze het ‘leest’, legt ze me uit hoe het spel gespeeld moet worden.
Alsof ik het niet al 634 keer met haar heb gespeeld.
‘Ik ben even naar de wc hoor’, vertel ik mijn kleuter.
‘Oké, weet je waar het is? Je gaat de trap op, en dan links en dan links en dan rechts. Zal ik anders even mee?’
‘Wat ga je doen mama?’
– ‘Ik ga even een schilderijtje ophangen.’
‘Oké, geef maar!’ en ze reikt naar de boormachine.
‘O, ik had hier naar rechts gemoeten!’, zeg ik hardop tegen mezelf in de auto.
‘Geeft niet, ik weet wel hoe we moeten rijden! Je moet straks naar links, en dan rechtdoor!’
In de wachtruimte van de huisarts praat mijn lieve kleuter op haar eigen-wijze manier met me en wisselt dat af met tekenen op het krijtbord.
‘Mevrouw, weet u wel dat uw dochter een onderwijzeres in de dop is?’
De oude meneer knikt alsof hij me wil overtuigen en vertelt dan dat hij jarenlang directeur is geweest van een basisschool.
Als we samen een vriendenboekje invullen, vraag ik: ‘Wat wil je later worden?’
‘Vijf!’
Dat lijkt me een prima voorlopig doel!