Vandaag zou eigenlijk een studiedag zijn, maar er stond natuurlijk gewoon huiswerk op het programma.
In het rekenboekje stonden opdrachten over geld. De 6-jarige herkent alle munten, maar zegt nog wel vaak ‘euro’ tegen centen. Ik zou mijn centen ook graag euro kunnen noemen!
Nadat de sommen gemaakt waren, zei ik dat er nog zakgeld op haar rekening stond. Ze krijgt dat sinds een paar maanden en omdat ik dat de eerste weken steeds vergat, maak ik dat automatisch over. Nu en dan geef ik dat geld dan in een keer.
Ik vroeg of ze dat geld nu ook contant wilde hebben, voor in haar spaarpot. Ja, natuurlijk wilde ze dat!
Ik had echter alleen een briefje van 20 en zei dat ze die mocht hebben, maar dat ik dan wel wisselgeld van haar wilde. Nu werden de sommen ineens wel héél echt. Oké, ze moest dus 15 euro terug geven! Dat vond ze maar niets. Moest ze ál die munten aan mij geven? In ruil voor dat éne briefje?
Ik bleef herhalen dat ze met tien muntjes van 10 cent evenveel kan kopen als één munt van 1 euro. ‘Jaha mama, dat weet ik heus wel!’ Maar het voelde duidelijk anders.
Nu heeft zij een vrij licht spaarvarken en ik een heel zware portemonnee. (Waarvan ik de muntjes op dit moment niet eens kan uitgeven, ivm de pinvoorkeur van winkels. )