Gisteravond appte ik over en weer met een medemoeder over een bericht in onze regionale krant: Het verbod op samenscholing word verscherpt en we mogen niet meer met meer dan 2 personen in openbare gelegenheden zijn. Dat betekent dat ik nooit meer een kind, maar ook geen moeder kan uitnodigen om samen buiten te spelen, tenzij ik doe alsof het tweede kind mijn kind is.
Het was de eerste keer sinds alle corona-maatregelen dat ik er echt heel gestrest van raakte: voor een alleenstaande moeder is dat echt héél ongunstig. De eerste vier jaar van het leven van mijn dochter zag ik ook soms dagenlang geen volwassenen en daar werd ik niet echt vrolijk van (en dat is een understatement).
De moeder in kwestie riep uiteindelijk dat haar tuin geen openbare gelegenheid is en dat ik er welkom ben. Hartjes voor dit soort mensen!
Maar ik kon pas weer een beetje ademhalen toen ik later op Teletekst las: ‘De samenscholingsregels worden, in tegenstelling tot berichten van een aantal media, niet aangescherpt.’
Ik voelde de adrenaline weer langzaam uit mijn lijf stromen.
Net vroeg mijn dochter of we een ijsje zouden gaan eten en of ze dan een vriendinnetje mee mocht nemen. Ja leuk, dan halen we haar wel op!
De ijsjeswinkel om de hoek was dicht, maar we wilden er uiteraard ook best twee kilometer voor fietsen. Bij het wachten in de lange rij (want iedereen stond netjes op 1,5 meter afstand van elkaar), hoorde ik een kind roepen dat daar iemand met z’n drieën stond en dat mag niet!
‘Ik denk dat dat een moeder is met twee kinderen!’
Ik keek op en zag dat ze naar ons keken.
O nee! Doe ik iets fout? Meteen weer die stress. Moet ik doen alsof het mijn beide kinderen zijn?
‘Van mijn moeder mag ik geen hoorntje!’, riep mijn leenkind. ‘Waarom niet?’, vroeg de mijne. Ik werd rood. Daar ging mijn nog niet eens uitgesproken leugen. Tot ik me realiseerde dat het toch nog gewoon mag?! Het bericht van gisteren klopte immers niet. Misschien komt het nog, maar voor nu mag ik nog met twee kinderen over straat.
Ik geniet er nog maar even flink van.