Mijn dochter loopt blij de speeltuin in. Zin om samen te spelen met het meisje wat ze al kent.
‘Ze mag niet met haar speelgoed spelen hoor!’, zegt de moeder echter meteen. `Ze heeft krentenbaard en dat is heel besmettelijk. Maar als ze elkaar maar niet aanraken en elkaars speelgoed niet aanraken geeft het niet. En we gaan toch naar huis. Zullen we gaan?’
Vervolgens gebeuren er een aantal dingen:
- De moeder roept meerdere keren: ‘Nee, niet aanraken! Doe maar niet! Nee geef geen schep aan haar! Niet die emmer pakken!’, en vertelt ondertussen hoe onwaarschijnlijk haar dochter is besmet. Dit maakt dat de spanning bij mij ook behoorlijk stijgt. Wat een thriller.
- Ik hoor de moeder het volgende kwartier nog 8 keer zeggen: ‘Kom we gaan’, maar geen actie ondernemen.
- Ik zie haar dochter het emmertje en schepje van mijn kind meerdere keren aanraken en elkáár (bij benadering) ook zo’n 423 keer. En nog vaker bíjna, waarna twee moeders opspringen met een ‘NEE!’.
- Ze raken beide de glijbaan continu aan.
- Het meisje hoest in mijn dochters gezicht en de moeder zegt zichtbaar geschrokken: ‘O,… Hoest maar even in je mouw voortaan.’
- Ik denk onnozel: o, zal het ook overdraagbaar zijn met hoesten?
- Ik hoor de moeder door de telefoon zeggen: ‘Ze gaat nu ook al hoesten, dus dat is oppassen geblazen.’
- En tegen haar kind: ‘Zullen we gaan?’, waarna ze rustig verder praat door de telefoon.
‘Kom meisje, we gaan. Nú! Oké, nog één keer van de glijbaan en dan nú komen. Nee niét aan je gezicht zitten! We gaan NU!’
Zeg ik.
En we gaan.
Het was wellicht iéts meer ontspannen als ze niets had gezegd.
Of gewoon was weggegaan.