We zitten in de auto en kindlief zegt dat ze een zusje wil.
‘Wil je een zusje? Ja, dat zou leuk zijn hè, maar dat kan niet. Max krijgt een zusje hè!’
– ‘Max broertje, ik zusje!’
‘Hihi. Max krijgt echt een zusje meisje.’
‘Mama broertje! Ik zusje.’
‘Nee, ik wil echt geen broertje! Maar ik kan je ook geen zusje geven. Dat gaat niet. Dat wil ik wel, maar dat kan niet meer vrees ik.’
– ‘Beren of lukt? Beren?’
‘Ik wil het graag proberen, maar het lukt niet lief.’
Nou ja, tenzij je een leuke vrouw voor je mama kunt vinden, dan kan zij misschien nog een zusje voor je krijgen…
Ik droom mee.
– ‘Later groot ben, ik vier ben, ik zus oké?’
‘Ik stem vóór schat. Later als je vier bent.’
– ‘Ik zus worden!’
We zetten het beide op ons verlanglijstje.